Hoe de tulp in Nederland terechtkwam

Foto´s: links een portret van Rembert Dodoens, rechts de titelpagina van zijn kruidenboek. Op basis van een bewering van de Tsjechische jezuïet Bohuslav Balbín (†1688) in zijn boek over de geschiedenis van het koninkrijk Bohemen (1681), menen vele Tsjechische auteurs dat de eerste tulpen al omstreeks 1564 in Praag werden geteeld en vandaar in de Nederlanden zouden zijn terechtgekomen. Die bewering is weerlegd, de eerste tulpen zijn in Praag in de jaren zeventig van de 16de eeuw aangeplant. In 1577 was de tulp in Engeland en pas in 1610 in Frankrijk. Ten tijde van renaissance en humanisme was er grote belangstelling voor kunst en wetenschap w.o. geneeskunde en werden aan vele hoven planten- en kruidentuinen aangelegd. Vele kunstenaars en wetenschapslui uit de Nederlanden traden in de 16de eeuw in dienst van de Habsburgse keizers Ferdinand I, Maximiliaan II en Rudolf II. De Vlaming Ogier Gisleen van Busbeke (Komen 1520 Cailly 1591), ook bekend als Augerius Busbequius, was in 1554 en opnieuw van 1556 tot 1562 de ambassadeur van Ferdinand I aan het Ottomaanse hof in Istanboel. De natuurkundige Wilhelm Quakelbeen (Kortrijk ca. 1526 1561) vergezelde hem als lijfarts naar Istanboel waar ze o.m. zaden en bloembollen verzamelden. Busbeke zou de eerste zijn geweest die tulpenbollen uit Konstantinopel / Istanboel mee naar Wenen had genomen. Hij had in een brief (1554) voor het eerst de naam tulipan, tulp dus, gebruikt. Al in 1559 bloeiden tulpen in de tuin van de Augsburgse raadsheer Johann Herwart en in 1562 zou Busbeke tulpenbollen naar Antwerpen hebben gestuurd, ook in Mechelen zouden ze in die tijd zijn aangeplant. De Brabander Rembert Dodoens (Mechelen 1517 Leiden 1585), alias Rembertus Dodonaeus, was arts, geograaf, astronoom, botanicus en auteur van het Cruydeboeck (1554). Hij was van 1574 tot 1578 in Wenen lijfarts van Maximiliaan II (†1576) en dan van de jonge Rudolf II. Van februari tot augustus 1575 verbleef hij in Praag in het gevolg van Maximiliaan II. In 1578 trok hij naar Keulen en vandaar in 1582, in oorlogstijd, naar Leiden, waar hij hoogleraar in de geneeskunde werd aan de in 1575 gestichte universiteit. Foto´s: links Ogier van Busbeke, rechts Carolus Clusius De Artesiër Charles de l´Écluse of Carolus Clusius (Atrecht 1526 Leiden 1609) was jurist, arts en een vermaarde plantkundige. Hij had gestudeerd in Gent, Leuven, Marburg, Wittenberg, Montpellier en Parijs. Van 1573 tot 1576 was hij hofbotanicus van keizer Maximiliaan II in Wenen, waar hij een tuin voor geneeskrachtige planten en een alpinum aanlegde. We weten dat hij vanaf 1573 in Wenen tulpen kweekte en vermoedelijk was hij het die voor de koninklijke tuin bollen naar Praag heeft gestuurd. Clusius werd in 1593 professor plantkunde in Leiden. Hij had uit Wenen tulpenbollen meegenomen en legde in de Leidse Hortus botanicus de basis voor de Nederlandse tulpenteelt. En daar begon de tulp aan haar wereldwijde tocht. Ze werd zelfs een der symbolen van Nederland. De nochtans verstandige arts Nicolaes Claes Pieterszoon liet omstreeks 1622 zijn naam veranderen in Tulp en werd burgemeester van Amsterdam. En vele Nederlanders leverden zich in de jaren 1634-37 over aan een tulpengekte! En nog steeds zijn er mensen die de tulp mooi vinden. © Pieter Schepens (2018-2021)

projít na článek